[go: up one dir, main page]

  • aan·leg·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanleggen
anlɛɣə(n)
legde aan
lɛɣdə 'ʔan
aangelegd
'anɣəlɛxt
zwak -d volledig

aanleggen

  1. vastmaken
  2. overgankelijk een wapen in de vereiste stand brengen om te schieten
    • Zij legden aan en schoten toen het bevel klonk om te vuren. 
  3. inergatief aan de wal gaan liggen
    • Na enige vertraging door de mist legde het schip aan in de haven. 
  4. een café aandoen
  5. tegen het lichaam leggen
  6. vastleggen
  7. overgankelijk maken van een weg
    • Er werd een weg aangelegd die de stad met het nieuwe vliegveld verbond. 
     Het is buiten de kwelzucht van de parcoursbouwers gerekend. Hier lag de afgelopen drie keer de eindstreep, maar verderop hebben ze een onverhard pad laten aanleggen. Nog wat verder omhoog, heren![1]
  8. doen
     'Is er ergens iemand op deze planeet die het er niet op aanlegt zijn politieke opvattingen op mij uit te proberen?' 'Nee,' is het korte antwoord van de ideale geliefde.[2]
  • een maatstaf aanleggen: een maatstaf gebruiken
  • aanleggen met: zich inlaten met
    • Hij wilde het aanleggen met het mooie meisje.
  • het erop aanleggen: ernaar streven
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Bronlink  Weblink bron
    Rob Gollin
    “De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
  2. “Corps delcti” (2009), Ambo/Anthos uitgevers op Wikipedia , ISBN 9789041417480
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be