[go: up one dir, main page]

  • creep
enkelvoud meervoud
naamwoord creep creeps
verkleinwoord

de creepm

  1. (informeel) eng/griezelig persoon of ander wezen
     Ik durf nog steeds niet alleen naar het bos of naar een natuurgebied. Dit helpt niet echt. Ik weet niet wie die creep is. Het maakt me echt een beetje bang.’[2]
     Uitgeholde pompoenen lagen al een paar dagen klaar in het atelier van de midwinterhoornblazers en vuurkorven stonden reeds opgesteld op de trottoirs. Dat oogde allemaal nog niet zo angstaanjagend, maar van de ruim vierhonderd kinderen die gisteravond meededen aan de griezeltocht zullen er toch heel wat behoorlijk blij zijn geweest dat ze hun vader of moeder hadden meegebracht. Die overigens zelf ook af en toe van schrik opzij sprongen als er weer ergens uit het donker onverwachts een creep opdook.[3]
  2. (geologie) langzame afglijding van verweerd materiaal
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
  1. creep op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink  Weblink bron
    Kimberly Rallis
    “Zwolse blogster Cynthia Schultz doet aangifte na dickpic: ‘Dit moeten we niet weglachen’” (04-06-2019), Tubantia
  3. Bronlink  Weblink bron
    Marjolein Rietman
    “Halloweenspektakel in Eibergen pakt weer groter uit” (26-10-2019), Tubantia


enkelvoud meervoud
creep creeps

creep

  1. creep [1], engerd, griezel
  2. (geologie) creep [2]
  3. het kruipen, kruipende beweging
vervoeging
onbepaalde wijs to  creep 
he/she/it  creeps 
verleden tijd  crept 
voltooid
deelwoord
 ctept 
onvoltooid
deelwoord
 creeping 
gebiedende wijs  creep 

creep

  1. onovergankelijk kruipen, sluipen
  2. onovergankelijk rillen
  3. onovergankelijk slijmen, overdreven leuk en aardig doen