Terach
Terach (Hebreeuws: תֶּרַח, "zwerver" of "wilde geit") was volgens de traditie in de Hebreeuwse Bijbel de vader van Abraham.
Hebreeuwse Bijbel
bewerkenVolgens Genesis 11 was Terach de zoon van Nahor. Hij woonde in Ur in Chaldea, waar zijn zoon Haran stierf. Hij vertrok uit Ur om zich in Kanaän te vestigen, maar toen ze in Charan kwamen, bleven ze daar wonen, totdat hij stierf op een leeftijd van 205 jaar[1] (volgens de lezing van de Samaritaanse Pentateuch werd Terach 145 jaar oud). Na zijn dood vertrok Abraham uit Charan nadat JHWH hem daartoe had aangespoord met de belofte dat hij zijn nakomelingen een land zou geven dat Hij hem zou tonen.[2]
Terach diende andere goden en daarom had de HEER Abraham daar weggehaald naar het land van Kanaän.[3]
Rabbijnse traditie
bewerkenVolgens de rabbijnse literatuur was Terach een goddeloze[4] priester die afgoden diende[5] en afgodsbeeldjes maakte en verkocht.[6] Abram veroordeelde zijn vaders handel in afgoden, verbrijzelde zijn beeldjes en jaagde klanten weg. Terach bracht hierop zijn ongehoorzame zoon voor Nimrod, die hem in een vurige oven wierp, waaruit Abram op wonderlijke wijze ontsnapte.[7] Zohar zegt dat toen God Abram uit de vurige oven redde, Terach berouw kreeg[8] en rabbi Abba B. Kahana zei dat God Abram beloofde dat zijn vader Terach zijn deel zou hebben in de komende wereld.[9]
Nieuwe Testament
bewerkenDe naam Terach komt in het Nieuwe Testament voor in de stamboom van Jezus.[10] In de rede van Stefanus over Abrahams roeping zit een tegenspraak met het verhaal in Genesis. In plaats van het initiatief van Terach om weg te trekken uit Ur,[11] met de roeping van Abraham in het "tussenstation" Charan,[2] was de volgorde volgens Stefanus dat Abraham werd geroepen toen hij "nog in Mesopotamië woonde, voordat hij zich in Charan vestigde".[12]
Islam
bewerkenIn de islam wordt hij Āzar genoemd (Arabisch: ءازَرُ),[13] maar sommige Arabische genealogen geven zijn naam weer als Tāraḥ (Arabisch: تَارَح).
Stamboom
bewerkenDit is de stamboom van Terach volgens de Hebreeuwse Bijbel:
? | Terach | ? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nachor | Haran | Abraham | Sara | Hagar | Ketura | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Betuël | Milka | Jiska | Lot | Zes zoons | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laban | Rebekka | Isaak | Ismael | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lea | Rachel | Jakob | Bilha | Zilpa | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jozef | Benjamin (stam) | Dan (stam) | Naftali (stam) | Gad (stam) | Aser (stam) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Manasse (stam) | Efraïm (stam) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruben (stam) | Simeon (stam) | Levi (stam) | Juda (stam) | Issachar (stam) | Zebulon (stam) | Dina | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||