[go: up one dir, main page]

Herfindahl-index

term uit de economie

De Herfindahl-index (soms ook Herfindahl-Hirschman-index) is een term uit de micro-economie, meer in het bijzonder het terrein van mededinging, en is een maat voor de concentratie (marktaandeel) in een bedrijfstak. Hij kan daarmee gebruikt worden voor de beantwoording van de vraag in welke mate er in een bedrijfstak sprake is van een (bijna-)monopolie, een oligopolie, of van een goed gespreid scala aan aanbieders. De term "concentratiegraad" slaat op het aantal aanbieders van goederen of diensten in een bepaalde bedrijfstak, zie onderstaande voorbeelden.

Definitie

bewerken

De Herfindahl-index is de som van de kwadraten van alle marktaandelen. Zijn M1, M2, ..., Mn de relatieve marktaandelen van alle n aanbieders in een bedrijfstak, dan is de index voor die bedrijfstak

 

Een correcte omschrijving van de bedrijfstak is natuurlijk cruciaal. Hoe strenger de definitie, hoe vlugger er sprake is van een gering aantal aanbieders met relatief grote marktaandelen.

Voorbeeld

bewerken

Stel dat de bedrijfstak "fietsverlichting" in Nederland door vier leveranciers beheerst wordt, die elk (naar omzet gemeten) 25% van de markt bestrijken. De Herfindahl index bestaat dan uit de som van de kwadraten van die percentages. In casu: 0,0625 + 0,0625 + 0,0625 + 0,0625 = 0,25. Indien de verdeling echter 75%, 15%, 5% en 5% is, is de uitkomst 0,5625 + 0,0225 + 0,0025 + 0,0025 = 0,59. Hoe meer er sprake is van concentratie van de totale omzet bij één aanbieder, hoe hoger dus de index.

Een dergelijke concentratiegraad lijkt zich voor te doen bij de markt voor besturingssystemen voor personal computers. Uiteraard zal een verschil van mening omtrent het aanwezig zijn van een (ongewenste) mate van concentratie vooral gevoerd worden over de boeg van de definitie van "de markt". Hoe "nauwer" een markt wordt gedefinieerd, hoe eerder een hoge graad van concentratie aanwezig is. (Als "de markt" van een schoenmaker zou worden omschreven als "de markt voor schoenen in de straat waar hij is gevestigd", zouden de meeste detaillisten plotseling een monopolie blijken te hebben...)

De maximale score is 1, hetgeen bereikt wordt bij de situatie dat er slechts een aanbieder is die dus 100% van de markt bestrijkt. Bij een groot aantal aanbieders, met ongeveer gelijke marktaandelen, nadert deze index tot 0.

Bij deze wijze van berekenen wordt dus zowel rekening gehouden met het aantal aanbieders in een bedrijfstak als met de verschillen in marktaandeel.

(In de praktijk wordt de uitkomst soms met 10000 vermenigvuldigd, maar dat is slechts een kwestie van weergave.)

Gebruik

bewerken

De Herfindahl-index kan bijvoorbeeld gebruikt worden bij de beoordeling van de vraag of fusies en overnames tot verstoring van concurrentieverhoudingen zouden leiden. Een belangrijke verhoging van de index wordt dan als minder wenselijk beschouwd.

Voor grotere fusies is vaak toestemming nodig, van instanties als de Europese Commissie en het Amerikaanse Department of Justice. Hoewel dit niet een kwestie is van simpelweg noemen van een grenswaarde, kan een eenmaal berekende Herfindahl-index wel een hulpmiddel zijn bij de beantwoording van die vraag. Een duidelijk hoger cijfer voor de situatie na een voorgenomen fusie in een bedrijfstak zal dan in het algemeen duiden op een sterk toegenomen marktmacht van de gefuseerde onderneming, en kan dan als nadelig voor de concurrentieverhoudingen (en daarmee voor de positie van de consument) worden beschouwd.

Indicatief kan gesteld worden dat een index van 0,10 (of 1000) duidt op een redelijke groot aantal aanbieders met redelijk gelijke marktmacht, maar dat bij 0,20 (of 2000) toch al van een behoorlijke concentratie sprake lijkt te zijn.

De Europese Commissie geeft indicatieve drempels in "Richtsnoeren voor de beoordeling van horizontale fusies". Zo wordt een fusie zelden als problematisch beschouwd als de post-merger-HI minder dan 0,10 bedraagt. Bij hogere post-merger-concentraties wordt ook het verschil tussen de pre-merger- en de post-merger-HI in rekening gebracht, de zogenaamde delta. Een fusie is zelden problematisch als de post-merger-HI minder is dan 0,20 en de delta bedraagt ten hoogste 0,025. Als de delta minder is dan 0,015 dan wordt de fusie vaak toegelaten ongeacht de concentratiegraad, omdat een eventuele hoge concentratiegraad niet het gevolg is van de fusie.

bewerken