[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

The Lemon Drop Kid

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
The Lemon Drop Kid
Wat doe je in de kou? (NL)[1]
Regie Sidney Lanfield
Producent Robert Bassler
Scenario Damon Runyon (verhaal)
Frank Tashlin
Robert O'Brien
Edmund Hartmann
Irving Elinson
Hoofdrollen Bob Hope
Marilyn Maxwell
Lloyd Nolan
Muziek Victor Young
Montage Archie Marshek
Cinematografie Daniel L. Fapp
Distributie Paramount Pictures
Première Vlag van Verenigde Staten 8 maart 1951
Vlag van Nederland 22 augustus 1952
Genre Komedie / Kerst
Speelduur 91 minuten
Taal Engels
Land Vlag van Verenigde Staten Verenigde Staten
(en) IMDb-profiel
MovieMeter-profiel
(mul) TMDb-profiel
(en) AllMovie-profiel
Portaal  Portaalicoon   Film

The Lemon Drop Kid is een Amerikaanse komische kerstfilm in zwart-wit uit 1951 onder regie van Sidney Lanfield. De film is gebaseerd op het gelijknamige korte verhaal van Damon Runyon en werd destijds in Nederland uitgebracht onder de titel Wat doe je in de kou?.

De film introduceerde het kerstlied Silver Bells, dat door de jaren heen is uitgegroeid tot een van de populairste kerstliederen en talloze keren is gecoverd.

Leeswaarschuwing: Onderstaande tekst bevat details over de inhoud of de afloop van het verhaal.

De Lemon Drop Kid is een oplichter uit New York op zoek naar slachtoffers op een racebaan in Florida. Hij overtuigt een mooie dame om geld in te zetten op een paard genaamd Iron Bar en weet niet dat deze dame het liefje is van een beruchte gangster genaamd Moose Moran. Wanneer het paard als laatste eindigt, eist een woedende Moran dat de Kid hem vóór kerstavond $10.000 dollar betaalt.

De Kid keert terug naar New York en bedenkt enkele manieren om aan het geld te komen, geen van allen succesvol. Hij betrekt hierin zijn vriendin Brainey Baxter, met wie hij een knipperlichtrelatie heeft, alsmede de plaatselijke misdaadbaas Oxford Charlie. Ten einde raad verkleedt hij zich als kerstman om op straat geld in te zamelen, maar hij wordt opgepakt en veroordeeld tot tien dagen celstraf. Nadat Brainey hem op borgtocht heeft vrijgelaten, probeert hij zijn zwendel legitiem te maken door een liefdadigheidsinstelling en een stadslicentie te zoeken. Deze licentie krijgt hij aan de hand van het opzetten van een liefdadigheidsorganisatie voor een bejaarde buurtbewoonster genaamd Nellie Thursday. Het plan is een enorm succes en heeft in slechts een paar dagen tweeduizend dollar opgeleverd. Een dolgelukkige Brainey besluit haar baan als danseres op te zeggen en fulltime voor de organisatie te werken. Ze informeert haar werkgever, Oxford Charlie.

Bij het zien van een mogelijke goudmijn besluit Charlie de operatie te versterken door de bewoners van het huis (inclusief Nellie en Brainey) te ontvoeren en te verplaatsen naar Charlie's landhuis in Nyack. Wanneer Charlie het plan van de Kid onthult via een telefoongesprek met Moose Moran, worden de handlangers van de Kid boos, maar hij slaagt erin weg te glippen. Brainey spoort hem echter op en uit haar afkeer. Op kerstavond besluit de Kid het geld terug te halen en sluipt het huis van Charlie binnen in de gedaante van een oudere vrouw. De Kid confronteert Charlie in zijn kantoor. Na een korte worsteling overmeestert de Kid Charlie en gaat hij weg met het geld. Door de chaos die ontstaat, kunnen Brainey en de anderen ontsnappen.

Uiteindelijk worden Moran en Oxford Charlie gearresteerd. De Kid verzekert de rechter, die hem eerder veroordeelde, dat hij zijn aandacht zal richten op de liefdadigheidsorganisatie. Nellie's echtgenoot Henry, voorwaardelijk vrijgelaten, wordt vreugdevol herenigd met zijn vrouw.

Acteur Personage
Bob Hope de Lemon Drop Kid
Marilyn Maxwell Brainey Baxter
Lloyd Nolan Oxford Charlie
Jane Darwell Nellie Thursday
Andrea King Stella
Fred Clark Moose Moran
Jay C. Flippen Straight Flush Tony
William Frawley Gloomy Willie
Harry Bellaver Sam the Surgeon
Sid Melton Little Louie
Ben Welden Singing Solly
Ida Moore de vogelvrouw
Francis Pierlot Henry

De film werd in Nederland in 1952 uitgebracht, met een re-release in 1955. Recensent van Het Vaderland schreef dat "het geslaagde verhaal" er "vrij aardig van af komt".[2] Criticus van De Maasbode noemde het "een vrij onbenullig verhaaltje, waarin Bob Hope de boventoon voert".[3]