[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

Bijnier

Zoek dit woord op in WikiWoordenboek
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Bijnierschors)
Bijnier
Glandula suprarenalis
Bijnier is nummer 1
Bijnier is nummer 1
Gegevens
Orgaanstelsel Endocrien systeem
Naslagwerken
Gray's Anatomy p.1278 tekst foto
MeSH Adrenal+Glands
Dorlands/Elsevier g_06/12392729
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Bijnieren (14) en nieren (18) van een kat

De bijnieren,[1] glandulae adrenales, glandulae suprarenales[2][3] of adrenes[4] zijn kleine organen van zoogdieren (ook de mens), vogels, reptielen en amfibieën, en liggen als kapjes op de nieren, ervan gescheiden door vetweefsel. De bijnieren bestaan uit twee gedeelten die zowel anatomisch als fysiologisch te onderscheiden zijn:

  • buitenste gedeelte: bijnierschors[5] of cortex glandulae suprarenalis[3]; bevat drie lagen
  • binnenste gedeelte: bijniermerg[5] of medulla glandulae suprarenalis[3]: bestaat uit zenuwweefsel

Beide lagen hebben verschillende functies, hieronder besproken.

Bijnierschors

[bewerken | brontekst bewerken]
  • De buitenste laag (zona glomerulosa) produceert mineralocorticoïden die invloed hebben op de mineraalhuishouding. De mineralocorticoïden bestaan voor 95% uit aldosteron; aldosteron reguleert op indirecte wijze de bloeddruk door de nieren aan te zetten tot het vasthouden van water door middel van de balans tussen natrium en kalium.
  • De middelste laag (zona fasciculata) produceert de glucocorticoïden die invloed hebben op de glucosehuishouding. Glucocorticoïden bestaan voor 95% uit cortisol; cortisol bevordert o.a. de gluconeogenese.

Het bijniermerg bevindt zich in het midden van de bijnier, onder de zona reticularis. Het bijniermerg staat in voor de productie van de catecholamines, zoals: adrenaline, noradrenaline en dopamine. Het wordt alleen geïnnerveerd door het (ortho)sympathische deel van het autonome zenuwstelsel, niet door het parasympathische deel.

Een voorbeeld van een aandoening van het bijniermerg is een feochromocytoom.

De volgende aandoeningen zijn het gevolg van een niet (goed) functionerende bijnierschors:

  • Uitval van de bijnierschors waardoor deze onvoldoende corticosteroïden aanmaakt; dit leidt tot de ziekte van Addison. Dit kan het gevolg zijn van een auto-immuunreactie tegen de bijnierschors (ziekte van Addison ofwel primaire bijnierschorsinsufficiëntie, BI) of problemen met de aansturing vanuit de hypofyse (secundaire BI). Ook kan langdurig gebruik van corticosteroïden (zoals inhalatiecorticoïden) leiden tot een verstoorde werking van de hypothalamus-hypofyse-bijnieras waardoor de werking van de bijnier is verstoord (tertiaire BI).
  • Overmatige productie van cortisol, wat leidt tot syndroom van Cushing. Dit kan zowel het gevolg zijn van een adenoom op de hypofyse (ziekte van Cushing) als in de bijnierschors (syndroom van Cushing).
  • Overmatige productie van aldosteron, wat leidt tot primair hyperaldosteronisme (PHA). Dit kan onder andere het gevolg zijn van een - meestal eenzijdig - adenoom (syndroom van Conn is de naam voor deze specifieke vorm van PHA) of - meestal tweezijdige - bijnierhyperplasie.
  • Overmatige productie van androgenen, wat leidt tot adrenogenitaal syndroom.

In uitzonderingsgevallen kan men besluiten om de bijnieren te verwijderen, waarna de hormoonproductie gesubstitueerd moet worden. Men wordt dan behandeld als Addison-patiënt. In het geval van eenzijdige bijnierverwijdering neemt de overgebleven bijnier de functies over.

In Nederland is de Bijniervereniging NVACP de patiëntenorganisatie voor bijnieraandoeningen.

Literatuurverwijzingen

[bewerken | brontekst bewerken]
  1. Pinkhof, H. (1923). Vertalend en verklarend woordenboek van uitheemsche geneeskundige termen. Haarlem: De Erven F. Bohn.
  2. His (1895). Die anatomische Nomenclatur. Nomina Anatomica. Der von der Anatomischen Gesellschaft auf ihrer IX. Versammlung in Basel angenommenen Namen. Leipzig: Verlag von Veit & Comp.
  3. a b c Federative Committee on Anatomical Terminology (1998). Terminologia Anatomica. Stuttgart: Thieme.
  4. Kokke-Smits, M.E., & Osse, J.W.M. (1968). Van der Klaauw en Van Oordt's technische termen ten gebruike bij het zoölogisch en anatomisch onderwijs aan Nederlandsche universiteiten (8ste druk). Leiden: E.J. Brill.
  5. a b Friedbichler, M., Friedbichler, I. & Eerenbeemt, A.M.M. van den (2009). Pinkhof Medisch Engels. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.