Coniferopsida
Uiterlijk
Coniferopsida | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
takje van Ginkgo biloba | |||||||
Taxonomische indeling | |||||||
| |||||||
klasse | |||||||
Coniferopsida | |||||||
Takje van de Picea abies | |||||||
Takje en vruchten van Taxus baccata | |||||||
|
De klasse van de Coniferopsida[1] wordt gerekend tot de naaktzadigen.
De klasse is zeer divers. De bladen zijn of microfyllen of macrofyllen. De microsporangia staan meestal in duidelijke kegels (strobuli). De zaadknoppen (ovula) staan op assen (telomen of sporangioforen). De windbestuiving vindt plaats door de vorming van een pollinatiedruppel uit de micropile van de zaadknop. De vrouwelijke gametofyt heeft archegonia, waarvan de eicel bevrucht wordt of door zaadcellen (spermatozoïden), of door gameten zonder flagellen.
De klasse omvat enkele ordes:
De Cordaitales hebben enkel fossiele vertegenwoordigers.
Soms wordt de klasse Coniferopsida als fylum opgevoerd onder de naam Coniferophyta.
|
Verklaring kleuren:
|
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑ Kalkman, C. (1972) p. 169 e.v.
- ↑ Holt, J. & C. Iudica (2016) Diversity of Life. DESCRIPTION OF THE GYMNOSPERMS. Gearchiveerd op 7 april 2022.
- ↑ Holt, J. & C. Iudica (2016) Diversity of Life. DESCRIPTION OF THE PHYLUM CONIFEROPHYTA (COULTER 1912). Gearchiveerd op 11 augustus 2022.
Literatuur
- Kalkman, C. (1972) Mossen en vaatplanten. Bouw, levenscyclus en verwantschappen van de Cormophyta. Academische Paperback. A. Oosthoek's Uitgeversmaatschappij N.V., Utrecht
- Sporne, K.R. (1965) The Morphology of Gymnosperms. The structure and evolution of primitive seed-plants. Hutchinson University Library, London.