[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

V&D

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door 77.248.4.81 (overleg) op 7 jan 2016 om 21:06. (Periode Bernard Vroom en Willem Dreesmann)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
V&D B.V.
Logo
Het V&D-filiaal aan de Grote Houtstraat te Haarlem van 'huisarchitect' Jan Kuijt.
Het V&D-filiaal aan de Grote Houtstraat te Haarlem van 'huisarchitect' Jan Kuijt.
Onderdeel van Sun Capital Partners
Onderdeel sinds 2010
Oprichting 1887
Oprichter(s) Willem Vroom en Anton Dreesmann
Hoofdkantoor Amsterdam, Nederland
Sector detailhandel
Website http://www.vd.nl/
Portaal  Portaalicoon   Economie

V&D, voor 2007 bekend als Vroom & Dreesmann, is een failliete keten van warenhuizen in Nederland die sinds 2010 in eigendom is van de Amerikaanse investeringsmaatschappij Sun Capital Partners. V&D werd in 1887 opgericht door Willem Vroom (1850-1925) en Anton Dreesmann (1854-1934). Het eerste filiaal bevond zich aan de Weesperstraat in Amsterdam. V&D Group Holding B.V. bestaat uit V&D, met 62 vestigingen, en restaurantketen La Place.

Op 31 december 2015 werden de holding, V&D B.V. en La Place B.V. failliet verklaard.[1] Via internet zijn geen spullen meer te koop. De winkels blijven vooralsnog open, in afwachting van een mogelijke overname of doorstart.[2] Het concern telt ongeveer 10.300 werknemers.

De V&D-warenhuizen verkopen onder meer kleding, schoenen, juwelen, horloges, brillen, cosmetica, boeken, kantoorbenodigdheden en delicatessen. De grotere vestigingen verkopen bakkerswaren. V&D werkt ook met een shop-in-shopformule, onder andere (voorheen) Dixons.

Geschiedenis

Samenwerking Willem Vroom en Anton Dreesmann

Aan het einde van de 19e eeuw waren Willem Vroom en Anton Dreesmann twee succesvolle zakenlieden in Amsterdam. Beiden hadden manufacturenzaken en waren streng rooms-katholiek. Via een neef maakte Vroom kennis met Dreesmann. Ze raakten bevriend en werden zakenpartners.[3] Vroom trouwde in 1883 met Cisca Tombrock, een zuster van Helena Tombrock, de vrouw van Dreesmann, waardoor de zakenpartners dus zwagers werden.

Dreesmann, en later ook Vroom, gebruikte in zijn winkel een voor die tijd ongebruikelijke strategie: lage en vaste prijzen tegen contante betaling. In die tijd was het namelijk gebruikelijk dat men altijd korting kreeg en op rekening kocht.

Aanvankelijk werkten Vroom en Dreesmann alleen samen op het gebied van inkopen, maar in 1887 leidde dit tot een verregaande samenwerking en op 15 april dat jaar tot de oprichting van het bedrijf Vroom & Dreesmann "De Zon".[4] Omdat Vroom de oudste van de twee was, kwam zijn naam vooraan te staan. Hun eerste gemeenschappelijke zaak werd op zaterdag 21 mei 1887 geopend aan de Weesperstraat 70 in Amsterdam. Dreesmann leverde het geld. Er kwam drie man personeel en Dreesmanns jongere broer Nicolaas werd bedrijfsleider. Vroom hield zich vooral bezig met de financiële zaken en de administratie, terwijl Dreesmann voornamelijk de inkoop en verkoop leidde. Aan de plaatselijke Vijzelgracht 21 werd op 27 april 1889 een tweede vestiging geopend met zes personeelsleden.

Naast de twee gezamenlijke zaken had Vroom in Amsterdam nog een eigen manufacturenwinkel en Dreesmann zelfs twee. Dat gaf problemen bij de verdeling van de gezamenlijk ingekochte goederen. Om die op te lossen, werd besloten om ook hun eigen winkels bij elkaar onder te brengen. Hiervoor werd eind 1889 een nieuwe overeenkomst opgesteld, die op 1 januari 1890 van kracht werd.[4]

De zwagers verkochten manufacturen tegen een redelijke prijs. De winst was laag en om die te verhogen, werden er extra winkels geopend.[3] Aangezien ze meenden dat de markt in Amsterdam voor hen verzadigd was, zochten ze hun toevlucht buiten de stadsgrenzen. De eerste vestiging buiten Amsterdam kwam in 1892 aan de Binnenweg in Rotterdam. Een jaar later volgde een filiaal aan de Spuistraat in Den Haag. In hoog tempo werden nieuwe vestigingen geopend: Nijmegen (1895), Arnhem (1896), Haarlem (1896), Utrecht (1898), Den Bosch (1899), Tilburg (1899), Breda (1901), Leeuwarden (1902)[4], Deventer (1905) en Maastricht (1907).[3] Het hebben van veel filialen, met hetzelfde assortiment, was voor Vroom en Dreesmann belangrijk om bij de gezamenlijke inkoop een zo laag mogelijke inkoopprijs te kunnen bedingen.

De filialen werden door de zwagers Vroom en Dreesmann opgezet, die vervolgens een familielid bereid vonden de dagelijkse leiding ervan op zich te nemen of winkels van familieleden die al via V&D inkochten, werden volledig in de organisatie opgenomen. In de jaren 1905-1912 werden vanuit bestaande zaken nieuwe filialen geopend. Zo opende bijvoorbeeld de vestiging in Nijmegen nieuwe zaken in Venlo (1912) en Tiel en die in Den Bosch deed dat in Helmond en Eindhoven (1908).[4]

Door de snelle groei van het bedrijf werden ook de financiële risico's groter. Om die reden werd het privévermogen van de aandeelhouders gesplitst van het bedrijfskapitaal. Hiervoor werd op 23 mei 1905 de Naamloze Vennootschap Amsterdamse Manufacturenhandel van Vroom & Dreesmann opgericht. Willem Vroom en Anton Dreesmann waren de enige aandeelhouders. De aandelen, met een maatschappelijk kapitaal van 600.000 gulden, waren gelijk verdeeld. Vervolgens werden ook de afzonderlijke filialen verdeeld in naamloze vennootschappen.[4]

De beide ondernemers woonden al snel met hun families in panden aan de Amsterdamse grachten. In de nieuwe filialen kwamen voornamelijk katholieke familieleden aan het roer te staan. Een mannelijk familielid kreeg een opleiding bij Dreesmann en daarna een aanbod om een eigen filiaal te leiden. Zij kregen dan de helft van de aandelen, om ook financiële verbondenheid met de eigen vestiging te krijgen. De andere helft werd gelijk verdeeld onder Willem Vroom en Anton Dreesmann. De verschillende N.V.'s waren allemaal onafhankelijk. Desondanks was de medezeggenschap en invloed van de oprichters Vroom en Dreesmann in het reilen en zeilen van de onderneming aanzienlijk. Toen het bedrijf in 1912 25 jaar bestond, waren er al 22 warenhuizen.[3] Er werden nu ook gordijnen, meubels, vloerkleden en bedden verkocht. Het eerste warenhuis met liften en roltrap werd 4 oktober 1912 geopend aan de Kalverstraat in Amsterdam, naar een ontwerp van de architect F.M.J. Caron.

Internaten

Een neveneffect van het personeelsbeleid van V&D was het ontstaan van internaten binnen de vestigingen. Vroom & Dreesmann kon op die manier zijn personeel ook buiten werktijd in de gaten houden, waarbij ook het kerkbezoek aan de orde was. V&D kreeg op deze manier een goede naam onder katholieke families en een toestroom van katholieke medewerkers.

Periode Bernard Vroom en Willem Dreesmann

In 1919 traden Willem Vroom en Anton Dreesmann terug en werden opgevolgd door hun oudste zonen Bernard Vroom (1884-1961) en Willem Dreesmann (1885-1954). Een jaar later volgde een filiaal in Heerlen en werd het centraal inkoopkantoor gehuisvest aan de Amsterdamse Prinsengracht 303-307. In 1921 werd een filiaal in Alkmaar geopend. De administratie werd in 1930 gevestigd aan de Keizersgracht 216, eveneens te Amsterdam. Er werd een fonds voor het personeel opgericht, waaruit bijdrages werden betaald bij bijvoorbeeld invaliditeit en overlijden.[4]

De warenhuisketen ging zelf steeds vaker nieuwbouw uitvoeren, waarvoor bekende architecten als J. Kuijt, de gebroeders Kraaijvanger en opnieuw Caron werden aangetrokken. De gebouwen kregen een erg moderne uitstraling. Zo werden de etalages 's avonds verlicht.[3] Zowel Kuijt als Caron golden als 'huisarchitect' van Vroom & Dreesmann. Als meesterwerk van Kuijt geldt het filiaal in Haarlem, dat ook het grootste is van de elf warenhuizen die hij voor Vroom & Dreesmann ontwierp. Verder werden filialen geopend in onder andere Vlissingen (1925), Apeldoorn (1926), Dordrecht (1931) en Amersfoort (1934), Enschede (1939).

Door de Duitse bezettingsmacht werden in de Tweede Wereldoorlog veel van de warenhuizen gesloten. De vestigingen in Nijmegen, Middelburg, Arnhem en Rotterdam werden verwoest door oorlogsgeweld. Na de oorlog werden die herbouwd.

In 1948 werd de Coöperatieve Handelsonderneming Vroom & Dreesmann Nederland opgericht. Een gevolg hiervan was dat de centrale inkoop niet meer door de directie gedaan werd, maar door hiervoor speciaal aangestelde experts en er kwam een vijf leden tellende hoofddirectie. Afgesproken werd dat altijd een nazaat van Willem Vroom en Anton Dreesmann een plek in het hoofdbestuur zou krijgen.[4] Bernard Vroom werd bijvoorbeeld meteen voorzitter van V&D Nederland.[5] Aan de tweehoofdige leiding van hun afstammelingen was echter een einde gekomen.

In de jaren vijftig kregen de meeste middelgrote Nederlandse steden een eigen Vroom & Dreesmann. Ze kregen zelfbediening en het assortiment werd opnieuw groter; met onder meer grammofoonplaten, sport- en drogisterijartikelen.

Pas in 1958 kreeg Groningen als laatste grote stad van Nederland zijn eerste vestiging van Vroom & Dreesmann. Belangrijkste reden was dat een broer van Willem Vroom en later tevens de zoon van zijn broer er een eigen manufacturenwinkel opna hielden en hij hen geen concurrentie aan wilde doen. Evenmin wilden de Groningse familieleden toetreden tot de keten. Wederopbouwproblemen na de oorlog deden de rest. Uiteindelijk werd het de 42e vestiging van Vroom & Dreesmann.[6] Ook in de jaren zestig en zeventig ging de groei gestaag door.[3] Er werden filialen geopend in onder andere Den Haag Leyweg (1960), Emmen (1965), Vlaardingen (1969), Amstelveen (1971), Haarlem Schalkwijk (1971), Eindhoven Station (1971-1989) (in 1974 hernoemd naar Vendomus).

Oprichting Vendex

Vanaf 1973 werd kleinzoon Anton Dreesmann directeur van de warenhuisketen. De twintig NV's waaruit het bedrijf bestond, werden in 1982 door hem ondergebracht in het grote conglomeraat Vendex International, bestaande uit aan V&D gelieerde bedrijven en merken waaronder Vendomatic, Vendorama, Vendomus, Vendet, Discofoon, uitzendbureaus Vedior, Dactylo en ASB, supermarkten Edah en Konmar, schoonmaakbedrijf Cemsto, vakantieparken Gran Dorado en verschillende detailhandelsketens waaronder Hunkemöller, Kreymborg, Kien en Claudia Sträter.

In 1987 werd in Leiden onder grote belangstelling het honderdjarig bestaan van V&D gevierd voor alle betrokken familieleden. In 1988 werd Anton Dreesmann opgevolgd door Arie van der Zwan. Hij begon met een vergelijking te maken tussen V&D, HEMA en De Bijenkorf en concludeerde dat de omzet van V&D te laag was en er te veel personeel rondliep.[7] Van der Zwan legde een plan op tafel om 2100 personeelsleden te ontslaan, waarvan 1400 gedwongen. De raad van commissarissen ging in juni 1988 unaniem akkoord, maar Anton Dreesmann noemde het ontslag asociaal en hield het tegen.[7] Van der Zwan vertrok in februari 1989.

Rond 1995 werd Vendex International beursgenoteerd en konden de familieleden hun aandelen verkopen. In 1997 werd het gesplitst in detailhandelsbedrijf Vendex en dienstenbedrijf Vedior.

Fusie tot Maxeda en verkoop

In 1998 fuseerde Vendex met Koninklijke Bijenkorf Beheer (KBB) tot Vendex KBB (later Maxeda). In 2005 werd het vastgoed verkocht aan IEF Capital en terugverhuurd.[8]

Rond 2003 vond een restyling plaats door binnenhuisarchitect Jan des Bouvrie van zeven vestigingen. De filialen kregen meer kleur en werden minder vol. Hier en daar kwamen zitjes. Doordat een omzetstijging uitbleef, is het daarbij gebleven.[9] Vanaf 2007 vond een algehele vernieuwing plaats en werd het filiaal aan de Amsterdamse Kalverstraat officieel heropend.[10] In de periode tot aan 2011 werden ook de andere winkels opnieuw ingericht. De naam Vroom & Dreesmann wordt sindsdien door de firma niet meer gebruikt, alleen de afkorting V&D.

V&D bleef nieuwe filialen openen: Ede (1998), Naaldwijk (1998), Meppel (2003), Gorinchem (2003), Doetinchem (2007) (overname van Warenhuis Huls)[11] en opnieuw Venlo (2008). In 2008 werd begonnen met een webwinkel, volgens veel critici te laat.

In 2010 werden V&D en La Place door eigenaar Maxeda verkocht aan Sun European Partners (onderdeel van Sun Capital Partners). V&D kon zijn strategie voortzetten en de keten La Place zou in ieder geval nog drie jaar bij V&D blijven horen.[12] Ook deze eigenaar ging door met het openen van nieuwe vestigingen: Vlaardingen (2013) en Uden (2015).

Crisis

Over 2013 maakte V&D 42 miljoen euro verlies op een omzet van 619 miljoen euro.[13] In 2014 was dat 49 miljoen euro op een omzet van 604 miljoen euro.[14] De banken gaven op 12 december 2014 aan dat de rekening-courant faciliteit verminderd zou worden van 42,5 miljoen euro naar ruim 2 miljoen euro en op 9 februari moest een bedrag van 35 miljoen euro aan de leveranciers betaald worden, waarvoor geen krediet beschikbaar was. Na overleg met de banken werd de kredietmogelijkheid tot 31 januari 2015 alsnog vastgesteld op 22,5 miljoen euro. V&D meldde op 19 januari 2015 50 van de 450 medewerkers van het servicecentrum in Amsterdam te ontslaan.[13]

In de eerste maanden van 2015 kwam de leiding van V&D ook in botsing met haar verhuurders en personeel. Vanwege de jarenlange verliezen wilde V&D het salaris van het personeel met 5,8% korten. De vakbonden FNV en CNV maakten daar met succes bezwaar tegen bij de rechtbank.[15] Vanwege de liquiditeitsproblemen eiste de winkelketen in een schrijven van 19 januari 2015 van haar verhuurders een huurvrije periode van vier maanden, beginnend in februari en eindigend in mei 2015.[16] Daarnaast was er een plan voor een structureel lagere huurprijs in ruil voor minder winkeloppervlakte. De vastgoedeigenaren gingen daar niet mee akkoord.[17] In het weekeinde van 7-8 februari werd met de belastingdienst geregeld dat V&D uitstel van betaling van belastingschulden kreeg voor een bedrag van 16 miljoen euro. Met alle verhuurders, op vier na, werd afgesproken dat V&D voor de maanden februari tot en met juli 2015 aan zijn huurders 41,1% van de contractuele huurprijs zou betalen, inclusief de te betalen btw over de hele huurprijs. Tegelijkertijd zou de resterende 58,9%, zonder btw, op een escrowrekening worden gezet. Dit depotbedrag werd door een notaris beheerd tot en met 1 juli 2015 en zou daarna aan V&D als een huurkorting worden teruggeboekt als de keten aan alle verplichtingen voldaan zou hebben. Die hielden in dat de nieuwe huurafspraken correct waren betaald, de banken krediet hadden gegeven ter waarde van ongeveer 51 miljoen euro en Sun Capital 30 miljoen euro in het bedrijf gepompt zou hebben. Zou dat niet het geval zijn, dan zou de 58,9% via de notaris overgemaakt worden aan de verhuurders.[16] Door de afgesproken huurkorting zou V&D 24 miljoen euro besparen als alle huurders zouden meedoen. Voorlopig werd daarmee een faillissement voorkomen.

Sun Capital Partners gaf op 10 juli 2015 aan nog eens een bedrag van 47 miljoen euro in V&D te steken. Op 1 september kwam naar buiten dat V&D op het hoofdkantoor honderd medewerkers ging ontslaan en driehonderd in de winkels.[13]

De verkoopcijfers van november en december 2015 vielen tegen. V&D weet dat aan het warmere weer, waardoor van de wintercollectie onvoldoende verkocht werd. In november was de omzet 15% lager dan verwacht en in december 20% lager. In totaal ging het om 25 miljoen euro aan spullen die niet verkocht werden.[18]

Mondia Investments B.V., de verhuurder van de V&D-vestiging in Hengelo, was een van de verhuurders die niet akkoord was gegaan met de 58,9% huurkorting. Desondanks maakte V&D toch maar 43% huur over, inclusief de btw, volgens de regeling met de andere verhuurders. Mondia stapte daarop naar de rechter. Die gaf het in Utrecht gevestigde bedrijf in eerste instantie gelijk, maar in hoger beroep koos het hof op 22 december 2015 de zijde van V&D. Aangegeven werd dat een huuroffer van Mondia redelijk was. Mondia zou verder onevenredig bevoordeeld worden als die wel alle huur zou krijgen uitbetaald en andere verhuurders niet. Daarnaast had Mondia niet kunnen aantonen dat V&D sowieso failliet dreigde te gaan. Op dezelfde dag van het arrest trok Sun Capital Partners zijn toezegging in van een extra 47 miljoen euro kredietgarantie en vroeg de V&D Group uitstel van betaling aan bij de rechtbank in Amsterdam.

Faillissement

Nadat op 23 december 2015 uitstel van betaling was verleend,[19][18] werd de V&D Group Holding B.V., V&D B.V. en La Place B.V. op 31 december 2015 failliet verklaard door de rechtbank van Amsterdam.[1]

Het faillissement van de warenhuisketen ging gepaard met het ontslag van alle ongeveer 10.300 mensen die werkzaam waren bij V&D en La Place.[2] Bij het ingaan van het bankroet had V&D 43,5 miljoen euro schuld bij handelscrediteuren, La Place had tien miljoen euro aan schuld uitstaan.[20] De grootste crediteur Docdata, die de online verkopen afhandelt, heeft 1,3 miljoen euro tegoed en het IT-bedrijf Capgemini 945.000 euro.[13] De houders van een cadeaubon zijn concurrente schuldeisers. Er is voor een bedrag van 9,5 miljoen euro aan cadeaubonnen in omloop. V&D accepteert sinds de surseance van betaling geen cadeaubonnen meer.[21]

De winkels blijven ook na aanvang van het faillissement, binnen de opzegtermijn van het personeel, waarin zij door het UWV betaald worden, nog enkele weken open, of langer bij een doorstart.[2] De webwinkel sloot echter na het aanvragen van de surseance van betaling.

Gesloten filialen

Oud logo van V&D in Almere

Niet alle V&D-filialen bleven open. V&D heeft filialen gehad in Vlissingen (gesloten in 1980), Hoogezand (gesloten halverwege jaren '80), IJmuiden (gesloten circa 1989), Brunssum (gesloten circa 1990), Amsterdam Bos en Lommerweg (gesloten circa 1995), Amsterdam Bilderdijkstraat (gesloten circa 1999), Almelo, Geleen, Heerenveen, Helmond, Kerkrade, Middelburg, winkelcentrum Oosterhof in Rotterdam, Sneek, Tiel, Tilburg de Rooi Pannen, Valkenswaard (alle gesloten in 2004), Vlaardingen (2006), winkelcentrum Leyweg in Den Haag en Oosterhout (beide in 2015).

Shop-in-shopformule

V&D werkte met de zogenaamde shop-in-shopformule. Het begon met aparte winkels voor schoenmakers in de tijd dat kleinzoon Anton Dreesmann er de scepter zwaaide. In meerdere V&D-warenhuizen waren onder meer ICI PARIS XL-winkels gevestigd. Andere shop-in-shopformules zijn Dixons, Hunkemöller, Perry Sport, Prénatal, Six, Didi, Oasis, Esprit en Mexx.

La Place

Zie La Place voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

V&D heeft een eigen restaurantketen: La Place. De formule van La Place is verse producten, bereid waar de consument bij staat. Het eerste restaurant van La Place werd op 11 februari 1987 geopend. Eind 2015 waren er in V&D warenhuizen in totaal 55 restaurants van La Place gevestigd. Ook heeft La Place tientallen vestigingen buiten V&D, onder meer op stations, in winkelcentra en langs snelwegen.

Foto's

Literatuur

Zie de categorie Vroom & Dreesmann van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.