wijen
Uiterlijk
ˈwɛijə(n)
- wij·en
- erfwoord via Middelnederlands wīen van Oudnederlands wīen , in de betekenis van ‘zegenen’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1][2][3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wijen |
wijde |
gewijd |
zwak -d | volledig |
wijen
- (verouderd) wijden (de gangbare vorm waarin door hypercorrectie een -d- is tussengevoegd)
- ▸ Geestrijke jonkvrouw, o wat zullen wij u wijen?[4]
- wijbeeldje, wijbrood, wijbisschop, wijdag, wijdienst, wijfeest, wijgeschenk, wijkapel, wijkracht, wijkruid, wijkruis, wijkwast, wijkwispel, wijmaand, wijmis, wijolie, wijpalm, wijsteen, wijtitel, wijvat, wijwater
- Het woord 'wijen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ wijen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "wijen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Ode op de geboorte van onze Hollandse Sappho Anna Roemers (1620) in: Joost van den Vondel (eds. Hans Luijten & Jan Konst)Lust tot poëzie. (1989), Querido, Amsterdam, ISBN 90 214 0566 0, p. 50 r. 58 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- wi·jen
wijen
- (plantkunde) sesam, plant met oliehoudende zaden Sesamum indicum
- (voeding) sesamzaad
- IPA: /wijɛn/
wijen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Erfwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Indonesisch
- Zelfstandig naamwoord in het Indonesisch
- Plantkunde in het Indonesisch
- Voeding in het Indonesisch
- Woorden in het Javaans
- Woorden in het Javaans met IPA-weergave