volkom
Uiterlijk
- vol·kom
- samenstelling van vol en kom [1]
vervoeging van |
---|
volkomen |
volkom
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volkomen
- ... dat ik volkom.
vervoeging van |
---|
volkomen |
volkom
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volkomen
- Ik volkom.
- gebiedende wijs van volkomen
- Volkom!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volkomen
- Volkom je?
- [1] kom vol
- Het woord 'volkom' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "volkom" herkend door:
15 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be