velum
Uiterlijk
- ve·lum
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | velum | vela velums |
verkleinwoord | - | - |
het velum o
- (anatomie) het zachte gehemelte
- (religie) dekkleedje voor de kelk gebruikt tijdens de mis
- (niet algemeen) dekkleed, zeildoek
- (biologie) sporendragend vlies van sommige paddenstoelen
- (dierkunde) schijfvormig, met trilharen bekleed bovenlichaam van bepaalde weekdieren zoals kwallen
- Het woord velum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "velum" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ velum op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vēlum o
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | vēlum | vēla |
genitief | vēlī | vēlōrum |
datief | vēlō | vēlīs |
accusatief | vēlum | vēla |
vocatief | vēlum | vēla |
ablatief | vēlō | vēlīs |
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Anatomie in het Nederlands
- Religie in het Nederlands
- Biologie in het Nederlands
- Dierkunde in het Engels
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 25 %
- Prevalentie Vlaanderen 41 %
- Woorden in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord in het Latijn