vaina
Uiterlijk
- vai·na
enkelvoud | meervoud |
---|---|
vaina | vainas |
vaina v
- (anatomie) schede, vagina
- (leerbewerking) schede, foedraal
- (plantkunde) peul
- (plantkunde) (Spanje, regionaal) een zekere groene boon
- (Latijns-Amerika) (spreektaal) dinges
- (Latijns-Amerika) (spreektaal) iets vervelends, iets kuttigs
- (spreektaal) waardeloos persoon
- vaina in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española