trompetter
Uiterlijk
- Geluid: trompetter (hulp, bestand)
- trom·pet·ter
- Afgeleid van de stam van trompetten met het achtervoegsel -er.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trompetter | trompetters |
verkleinwoord | trompettertje | trompettertjes |
de trompetter m
- iemand die een trompet bespeelt
1. iemand die een trompet bespeelt
vervoeging van |
---|
trompetteren |
trompetter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trompetteren
- Ik trompetter.
- gebiedende wijs van trompetteren
- Trompetter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trompetteren
- Trompetter je?
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord trompetter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.