trompette
Uiterlijk
- trom·pet·te
vervoeging van |
---|
trompetten |
trompette
- enkelvoud verleden tijd van trompetten
- Ik trompette.
- Jij trompette.
- Hij, zij, het trompette.
- Ik trompette.
- Het woord trompette staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.