røslig
Uiterlijk
- røs·lig
- Afkomstig van het Oudnoorse bijvoeglijke naamwoord hrǿsniligr (= grootsprakerig, opschepperig, pocherig) met het achtervoegsel -lig.
Naar frequentie | > 50000 |
---|
røslig
- flink, fors, statig, stevig
- «En røslig okse kan fort koste 40 000 kroner.»
- Een stevige bul kan snel 40.000 Noorse kronen kosten.
- «En røslig okse kan fort koste 40 000 kroner.»
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | røslig | røsligere | røsligst |
o enkelvoud | røslig | |||
meervoud | røslige | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
røslige | røsligere | røsligste |
- en røslig kar
een stevige kerel
røslig
- verouderde spelling of vorm van røsleg tot 2012
Categorieën:
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 6
- Woorden in het Noors met audioweergave
- Woorden in het Noors met IPA-weergave
- Achtervoegsel -lig in het Noors
- Bijvoeglijk naamwoord in het Noors
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 6
- Oude spelling van het Nynorsk van voor 2012
- Verouderd in het Nynorsk