pracht
Uiterlijk
- pracht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pracht | |
verkleinwoord |
- versiering met als doel indruk te wekken
- De koning kwam met veel pracht en praal naar de opening van de Staten Generaal.
1.
vervoeging van |
---|
prachen |
pracht
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prachen
- Jij pracht.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prachen
- Hij pracht.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van prachen
- Pracht!
- Het woord pracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pracht" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pracht" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pracht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be