pari
Uiterlijk
- pa·ri
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: tegen de koers van 100’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1643 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pari | - |
verkleinwoord |
het pari o
- (effectenhandel) koers of prijs gelijk aan de nominale waarde
- a paritegen de nominale waarde (kopen of verkopen)
pari
- (effectenhandel) tegen de nominale waarde
- Het woord pari staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pari" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "pari" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pari op website: Etymologiebank.nl
- ↑ pari op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- pa·ri
pari
- (kraakbeenvissen) rog, rogvis; benaming voor vissen uit de superorde Rajomorphii
pari
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Effectenhandel in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 27 %
- Prevalentie Vlaanderen 36 %
- Woorden in het Indonesisch
- Zelfstandig naamwoord in het Indonesisch
- Kraakbeenvissen in het Indonesisch
- Vissen in het Indonesisch
- Woorden in het Matlatzinca
- Zelfstandig naamwoord in het Matlatzinca
- Onevenhoevigen in het Matlatzinca
- Zoogdieren in het Matlatzinca