linken
Uiterlijk
- lin·ken
- van het Engelse werkwoord to link (verbinden) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
linken |
linkte |
gelinkt |
zwak -t | volledig |
linken overgankelijk [2]
- verbinden
- (informatica) webpagina´s d.m.v. hyperlinks met elkaar verbinden
- (informatica) alle programmamodules integreren na compilatie (gebeurt door de link-editor ook wel linker genoemd)
- sluipen, loeren, bedriegen
- [2] dieplinken, doorlinken
- [3] link-editor, linker, linker/loader
- [4] linkerd
de linken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord link
- Het woord linken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "linken" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ linken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %