klantenpas
Uiterlijk
- Geluid: klantenpas (hulp, bestand)
- klan·ten·pas
- samenstelling van klant en pas met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klantenpas | klantenpassen |
verkleinwoord | klantenpasje | klantenpasjes |
de klantenpas m
- een kaart waarmee de klant extra voordelen kan krijgen bij een winkel
- De klantenpas, door winkeliers gentroduceerd als een middel om klanten te binden, wint door oprukkende elektronica aan waarde. Het gebruikersgemak stijgt met het aantal toepassingen, winkeliers krijgen beter zicht op wensen van klanten. De mogelijkheden lijken onbegrensd.[1]
- Met de introductie van zogeheten klantenpassen deden detaillisten de voorbije jaren een poging de afstand tot de consument te verkleinen. Vaste klanten kregen een op naam gesteld identiteitsbewijs, te tonen bij aankopen. In ruil voor hun gegevens doet de winkelier zo nu en dan een bijzondere aanbieding. [2]
1. een kaart waarmee de klant extra voordelen kan krijgen bij een winkel
- Het woord klantenpas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.