kaarsenstandaard
Uiterlijk
- kaar·sen·stan·daard
- samenstelling van kaars en standaard met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kaarsenstandaard | kaarsenstandaarden kaarsenstandaards |
verkleinwoord |
de kaarsenstandaard m
- een houder waarin kaarsen kunnen staan als ze branden
- De schrijver wijdt er de volgende passage aan: ‘Van het skelet hebben we nog een paar wervels, ten dele als bewijsmateriaal, ten dele om er later een kaarsenstandaard van te maken, verzameld, en op de terugtocht hebben we nog de schedel opgehaald en mee naar huis gesleept [...] zwaar rokende, om de lucht uit de neus te houden.’ [2]
- Het woord kaarsenstandaard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Kees Moeliker 14 augustus 2012