implicar
Uiterlijk
- im·pli·car
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
implicar |
implicaba |
implicado |
volledig |
implicar
- impliceren, inhouden, betekenen, (met zich) meebrengen
- betrekken, wikkelen (in), in zich sluiten
- tegenstrijdig zijn