hongerde uit
Uiterlijk
- hon·ger·de uit
vervoeging van |
---|
uithongeren |
hongerde uit
- enkelvoud verleden tijd van uithongeren
- Ik hongerde uit.
- Jij hongerde uit.
- Hij, zij, het hongerde uit.
- Ik hongerde uit.
- Het woord hongerde uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.