grapefruit
Uiterlijk
- Geluid: grapefruit (hulp, bestand)
- grape·fruit
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘citrusvrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
- van het Engels: Samenstelling van grape en fruit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grapefruit | grapefruits |
verkleinwoord | grapefruitje | grapefruitjes |
de grapefruit m
- (bloemplanten) (fruit) Citrus paradisi een gele of rode, enigszins bitter smakende citrusvrucht
- De grapefruit bevat weinig calorieën, maar kan niet met bepaalde geneesmiddelen gecombineerd worden.
- citrus, wijnruitfamilie, zaadplanten, malviden, rosiden, 'nieuwe' tweezaadlobbigen, bedektzadigen, landplanten, planten
1. een gele of rode, enigszins bitter smakende citrusvrucht
- Het woord grapefruit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grapefruit" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] grapefruit op Wikidata
- ↑ "grapefruit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
grapefruit m
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bloemplanten in het Nederlands
- Fruit in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 83 %
- Woorden in het Tsjechisch
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Fruit in het Tsjechisch