doelhout
Uiterlijk
- doel·hout
- samenstelling van doel zn en hout zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doelhout | |
verkleinwoord |
het doelhout o
- de rand van een doel bestaande uit de beide doelpalen aan de zijkant en de lat boven het doel
- ▸ De manschappen van coach Karim Belhocine namen al snel de touwtjes in handen op Stayen. De Carolo’s dirigeerden het spel en Morioka en Ilaimaharitra vonden elk een keer het doelhout.[1]
- ▸ Kaminski was geklopt, maar de deklat bracht redding voor de Buffalo’s. 1-1 voor pogingen op het doelhout, 0-0 op het bord.[2]
- Het woord doelhout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doelhout" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron kvu“Charleroi wint overtuigend van STVV” (24/11/2019), De Standaard
- ↑ Weblink bron RN“AA Gent plaatst zich voor 1/16de finales Europa League na gelijkspel in Saint-Étienne” (28 november 2019), De Morgen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be