cat

• Geluid:  cat (VS)    (hulp, bestand)
• IPA: /kæt/

• van het Angelsaksisch catt

enkelvoud	meervoud
cat	cats

cat

1. (roofdieren) kat

• feline, felid

• domestic cat, house cat

• to let the cat out of the bag
  • een geheim per ongeluk verklappen
• (Irish) a bag of cats
  • iemand met een slecht temperament
• like cat and dog
  • ruziën

• IPA: /kat̪ˠ/

	enkelvoud	meervoud
nominatief	cat	cait
genitief	cait	cat

cat m

1. (roofdieren) kat

• van het Chinees 漆 (Minnan: chhat): vernis, lak, verf

cat

1. verf

• naar oplosmiddel: cat air, cat minyak
• naar wijze aanbrengen: cat bakar, cat batik
• cosmetica: cat alis, cat bibir, cat kuku, cat rambut

• bercat, catan, mengecat, pengecatan

• eigenlijk Javaans: cet

• Ontwikkeld uit het Oudengelse catt.

cat

1. (roofdieren) kat

• IPA: /'kat/

• cat

enkelvoud	meervoud
cat	cats

cat m

1. (roofdieren) kat

cat

1. (roofdieren) kat