caca
Uiterlijk
caca m
- (spreektaal) poep, kak
- «Les cacas de chien devant mon immeuble me font chier.»
- Ik baal ontzettend van de hondenpoep voor mijn flat. [1]
- «Les cacas de chien devant mon immeuble me font chier.»
- ca·ca
enkelvoud | meervoud |
---|---|
caca | cacas |
caca v
- caca in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española