brandis
Uiterlijk
vervoeging van |
---|
brandir |
brandis
- eerste en tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van brandir
- eerste en tweede persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van brandir
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van brandir
- mannelijk meervoud voltooid deelwoord (participe passé) van brandir