berig
Uiterlijk
- be·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | berig | beriger | berigst |
verbogen | berige | berigere | berigste |
partitief | berigs | berigers | - |
berig
- (seksualiteit) naar de beer (mannetjesvarken) verlangend
- door het toepassen van de berenspray werd de zeug meteen berig
- Het woord berig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "berig" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ berig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | berig | berigte |
berig
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
berig |
berig |
volledig |
berig
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ig in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Seksualiteit in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 43 %
- Prevalentie Vlaanderen 31 %
- Woorden in het Afrikaans
- Woorden in het Afrikaans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Onscheidbaar werkwoord in het Afrikaans
- Werkwoord in het Afrikaans