bash
Uiterlijk
- bash
vervoeging van |
---|
bashen |
bash
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bashen
- Ik bash.
- gebiedende wijs van bashen
- Bash!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bashen
- Bash je?
- Het woord bash staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- bash
- Oorsprong onbekend.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to bash |
he/she/it | bashes |
verleden tijd | bashed |
voltooid deelwoord |
bashed |
onvoltooid deelwoord |
bashing |
gebiedende wijs | bash |
bash
enkelvoud | meervoud |
---|---|
bash | bashes |
[A] bash
[B] bash
- boerenkermis (VK)
- feest (VK)
- feestviering (VK)
- fuif (VK)
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Werkwoord in het Engels
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Dubble betekenis in het Engels