bakskist
Uiterlijk
- baks·kist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bakskist | bakskisten |
verkleinwoord | - | - |
- (scheepvaart) stevige uitgevoerde doos op een schip waarin het eetgerei en het rantsoen van een groep zeelui die gewoonlijk gelijktijdig eten wordt bewaard en die ook wel als eettafel werd gebruikt
- ▸ Kommaliewant is de benaming voor het eetgerei: schaftblikjes, terrienen, lepels, suiker en koffiebak, enz. — het wordt geborgen in de bakskist. Want ook een groep manschappen (10—12 of meer) heet „bak" — aan het hoofd staat de „baksmeester".[2]
- ▸ ⧖ Daar waren eerstens de bakskisten. Gelukkig was dat het eenige meubilair op een paar banken na.[3]
- Het woord bakskist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Everdingen, E. van“Marineschetsen” (1924), Ruijgrok & Co., Haarlem, p. 34 n. 1
- ↑ Weblink bron Franke, Simon“Jan Fuselier” (1934), De Arbeiderspers, Amsterdam, p. 11/12
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Invoegsel -s- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Scheepvaart in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal