aanmaak
Uiterlijk
- aan·maak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanmaak | - |
verkleinwoord |
de aanmaak m
- vervaardiging
- (in samenstellingen) om ermee aan te maken
1.
vervoeging van |
---|
aanmaken |
aanmaak
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanmaken
- ... dat ik aanmaak.
- Het woord aanmaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanmaak" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ aanmaak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %