onveilig
Uiterlijk
- on·vei·lig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onveilig | onveiliger | onveiligst |
verbogen | onveilige | onveiligere | onveiligste |
partitief | onveiligs | onveiligers | - |
onveilig
- gevaar met zich meebrengend
- Het hotel was erg mooi, maar wel in een onveilige buurt.
- Het X-gebouw van hogeschool Windesheim is onveilig. De vloer moet verstevigd worden. Daarom blijft het gebouw de rest van het studiejaar dicht. Vermoedelijk kan het in de zomer van 2018 weer open. [1]
- Het woord onveilig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onveilig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tubantia Annerieke van der Krift 26-okotber-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be