overbuur
Uiterlijk
- over·buur
- samenstelling van over en buur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overbuur | overburen |
verkleinwoord | overbuurtje | overbuurtjes |
de overbuur m
- iemand die aan de overkant van de straat woont
- Het woord overbuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overbuur" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be