naut

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /næʉt/

• naut

• Ontleend aan het Oudnoorse woord naut

Naar frequentie	16923

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	naut	nautet	naut	nauta nautene [1]
genitief	nauts	nautets	nauts	nautas nautenes

naut o

1. (veeteelt) rundvee
2. (veeteelt) (in het meervoud van "naut") vee
3. (scheldwoord) een domme, dwaze persoon

• [2]: fe
• [2]: krøtter
• [2]: kveg
• [3]: tosk

• [1]: storfe
• [1-2]: husdyr

• [2]: småfe
• [2]: storfe

• [2]: Ditt naut!

naut, mv

1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van naut

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /næʉt/

• naut

• Ontleend aan het Oudnoorse woord naut

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	naut	nautet	naut	nauta

naut o

1. (veeteelt) rundvee
2. (veeteelt) (in het meervoud van "naut") vee
3. (scheldwoord) een domme, dwaze persoon

• [2]: fe
• [2]: krøtter
• [2]: kveg
• [3]: tosk

• [1]: storfe
• [1-2]: husdyr

• [2]: småfe
• [2]: storfe

• [1]: ha 22 naut på båsen

naut, mv

1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van naut