middaguur
Uiterlijk
- mid·dag·uur
- samenstelling van middag en uur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | middaguur | middaguren |
verkleinwoord | middaguurtje | middaguurtjes |
het middaguur o
- het uur wanneer de zon het hoogste staat dus tussen ongeveer 12.00 en 13.00 uur
- Maar vrijdag tegen het middaguur werd contact gelegd met zes overlevenden, en twee uur later konden Paretes vrouw en zoontje via een in de sneeuw gegraven tunnel naar boven worden gehaald, samen met vier anderen. [1]
- een uur in de middag dus tussen 12.00 en 18.00 uur
- rond het middaguur
ongeveer 12.00 uur
- Het woord middaguur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "middaguur" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ NRC Marc Leijendekker 20 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be