marters

• Geluid:  marters    (hulp, bestand)

• (IPA in voorbereiding)

• mar·ters

•  marter zn  met de uitgang -s

de marters mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord marter
2. meervoudsvorm als officiële benaming (roofdieren) geslacht Martes , dat bestaat uit slanke roofdieren uit de familie der marterachtigen (Mustelidae )
   Er zijn acht soorten in drie ondergeslachten. Twee soorten, de boommarter en de steenmarter, komen ook in de Benelux voor

• [2] marterachtigen, roofdieren, zoogdieren, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren

• [2] Amerikaanse marter, boommarter, Japanse marter, Maleise bonte marter, nilgirimarter, sabelmarter, steenmarter, vismarter

• buidelmarters, gestreepte buidelmarters, kleine marters
• beermarter, buidelmarter, dwergbuidelmarter, gevlekte buidelmarter, grote buidelmarter, Nieuw-Guinese gevlekte buidelmarter, noordelijke gestreepte buidelmarter, zwartstaartbuidelmarter

• marterachtig, marterbont, marterhaar, marterhond, marterkat, marterpenseel, marterspoor, martervel

• Het woord marters staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• Zie Wikipedia voor meer informatie.