zwembad
Uiterlijk
- Geluid: zwembad (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzwɛmbɑt / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈzʋɛmbɑt/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈzβ̞ɛmbɑt/
- (Limburg): /ˈzwɛmbɑd/
- zwem·bad
- In de betekenis van ‘zwembassin’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1720 [1]
- samenstelling van zwem ww en bad [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwembad | zwembaden |
verkleinwoord | zwembadje | zwembadjes |
het zwembad o
- (zwemmen) een bassin om in te zwemmen
- een inrichting om te zwemmen
- De jeugd gaat tegenwoordig graag naar het zwembad op een warme zomerse dag.
1. een bassin om in te zwemmen
- Het woord zwembad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwembad" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zwembad" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zwembad op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zwemmen in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %