ommekeer
Uiterlijk
- om·me·keer
- samenstelling van om en keer met het invoegsel -e-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ommekeer | ommekeren |
verkleinwoord | - | - |
de ommekeer m
- iets dat totaal anders is geworden
- Na de ommekeer wist het Nederlands elftal opeens alle wedstrijden te winnen.
1. iets dat totaal anders is geworden
- Het woord ommekeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ommekeer" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be