modegek
Uiterlijk
- mo·de·gek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | modegek | modegekken |
verkleinwoord |
de modegek m
- iemand die teveel met de mode bezig is
- In Zonder filter doet de tekenaar uit de doeken hoe het zo gekomen is. Als student, onder invloed van alcohol (de Chianti stroomt rijkelijk) en liefdesverdriet (hij doopt haar Penelope), besluit de met een identiteitscrisis kampende kunstenaar voortaan als dandy door het leven te gaan. Hij moet nog wel even in zijn Prisma-woordenboek opzoeken wat het ook alweer betekent: modegek[3]
- Veel schrijvers en kunstenaars stileerden zichzelf, sommigen waren regelrechte ‘fats’, modegekken, anderen waren excentriekelingen, weer anderen vooral welbespraakte dwepers.[4]
- kwast, modepop, fat, dandy, saletjonker, pronker, modejonker
- Het woord modegek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "modegek" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ modegek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf JOOST POLLMANN 8 maart 2014
- ↑ Volkskrant Paul Depondt 9 januari 2009
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be