herbergen
Uiterlijk
- her·ber·gen
- van Middelnederlands herbergen / herberghen, op te vatten als afgeleid van herberg zn met het achtervoegsel -en [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
herbergen |
herbergde |
geherbergd |
zwak -d | volledig |
herbergen
- overgankelijk huisvesten
- Door het noodweer was hij verplicht om de hele wandelgroep in zijn huis te herbergen.
- overgankelijk tot verblijf dienen
- Die kom herbergt vier vissen, wat erg uitzonderlijk is.
- overgankelijk bevatten
- Voor zo'n dun boek herbergt het erg veel informatie.
1. huisvesten
2. tot verblijf dienen
de herbergen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord herberg
- Het woord herbergen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "herbergen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ herbergen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %