drietal
Uiterlijk
- drie·tal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | drietal | drietallen |
verkleinwoord | drietalletje | drietalletjes |
drietal o
- welgeteld drie
- Er werd een drietal redenen genoemd.
- een groep van drie
- Het vrolijke drietal liep lachend weg.
Woorden op -tal in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
aantal• tweetal • drietal • viertal • vijftal • zestal • zevental • achttal • negental • tiental • elftal • twaalftal • twintigtal • dertigtal • veertigtal • vijftigtal • zestigtal • zeventigtal • tachtigtal • negentigtal • honderdtal • duizendtal |
- zie trio
- Het woord drietal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "drietal" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be