kanaal
Étymologie
modifier- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun
modifierkanaal \Prononciation ?\
Étymologie
modifier- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun
modifierkanaal \Prononciation ?\
Synonymes
modifierÉtymologie
modifier- Du français canal.
Nom commun
modifierNombre | Singulier | Pluriel |
---|---|---|
Nom | kanaal | kanalen |
Diminutif | kanaaltje | kanaaltjes |
- Canal.
- (Géographie) het Kanaal
- la Manche
Hij woont aan de overzijde van het Kanaal.
- Il habite outre-Manche.
- (Géographie) het Kanaal
- (Économie) Circuit.
financiële kanalen
- circuits financiers
- Chaîne de télévision.
Synonymes
modifier- canal
- circuit
- chaîne de télévision ou radio
Dérivés
modifier- afleidingskanaal
- afvoerkanaal
- afwateringskanaal
- afzetkanaal
- Albertkanaal
- annerveenschekanaal
- Beatrixkanaal
- betaalkanaal
- bevloeiingskanaal
- bliksemkanaal
- blokkanaal
- Boudewijnkanaal
- Brentakanaal
- brugkanaal
- buitenkanaal
- Calandkanaal
- calciumkanaal
- Centrumkanaal
- communicatiekanaal
- chatkanaal
- darmkanaal
- datatransmissiekanaal
- distributiekanaal
- Dortmund-Eemskanaal
- Eems-Jadekanaal
- Eemskanaal
- eexterveenschekanaal
- Eriekanaal
- filmkanaal
- galkanaal
- gietkanaal
- handelskanaal
- Hartelkanaal
- hoofdkanaal
- informatiekanaal
- inundatiekanaal
- irrigatiekanaal
- Julianakanaal
- kanaalbrug
- kanaalcodering
- Kanaaleiland
- kanaalgeld
- kanaalharing
- kanaalkiezer
- kanaalmanager
- kanaaloever
- kanaalpand
- kanaalpeil
- kanaalpoging
- kanaalscheiding
- Kanaaltunnel
- kanaaltwee
- kanaalverbinding
- kanaalwaterstand
- kanaalweg
- Kanaalzone
- kanaalzwemmen
- Kanaalzwemmer
- kanaallijn
- kanalenkiezer
- lieskanaal
- luchtkanaal
- maag-darmkanaal
- Markkanaal
- Merwedekanaal
- Musselkanaal
- Netekanaal
- Noordzeekanaal
- Oranjekanaal
- Panamakanaal
- rookkanaal
- ruggenmergkanaal
- schoorsteenkanaal
- spijsverteringskanaal
- sportkanaal
- Spoykanaal
- spraakkanaal
- Stadskanaal
- Starkenborghkanaal
- stieltjeskanaal
- stookkanaal
- Suezkanaal
- televisiekanaal
- tochtkanaal
- toevoerkanaal
- traankanaal
- transmissiekanaal
- trendkanaal
- tv-kanaal
- Twentekanaal
- uitwateringskanaal
- verbindingskanaal
- verkoopkanaal
- verversingskanaal
- videokanaal
- voedingskanaal
- wervelkanaal
- Wilhelminakanaal
- windkanaal
- wortelkanaal
- zeekanaal
- zijkanaal
Vocabulaire apparenté par le sens
modifier- canal
- circuit
- chaîne de télévision ou radio
Taux de reconnaissance
modifier- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation
modifier- Pays-Bas : écouter « kanaal [ka.naːl] »
Références
modifier- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]