eenheid
Étymologie
modifier- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun
modifiereenheid \Prononciation ?\
Prononciation
modifier- Afrique du Sud (Johannesbourg) : écouter « eenheid [Prononciation ?] »
Étymologie
modifier- Composé de een avec le suffixe -heid.
Nom commun
modifierPluriel |
---|
eenheden |
eenheid \Prononciation ?\ féminin
- Unité, union.
de eenheid van lichaam en geest
- l’unité de l’âme et du corps
- Unité, uniformité.
de eenheid van modellen in een woordenboek
- l’uniformité des modèles dans un dictionnaire
- Unité de mesure.
er zijn telefoonkaarten van 50 en van 120 eenheden
- il existe des télécartes à 50 et à 120 unités.
- Entité, groupement.
de mobiele eenheid, M.E.
- les compagnies républicaines de sécurité, C.R.S.
Synonymes
modifierunion
uniformité
unité
entité
Dérivés
modifier- aanhoudingseenheid
- afstemeenheid
- aleenheid
- ångströmeenheid
- arbeidseenheid
- atomaire massa-eenheid
- besturingseenheid
- bodansky-eenheid
- centrale verwerkingseenheid
- collip-eenheid
- commando-eenheid
- dam-eenheid
- drie-eenheid
- duweenheid
- eenhedenstelsel
- eenheidscel
- eenheidscirkel
- eenheidsfront
- eenheidsinterval
- eenheidskabinet
- eenheidslading
- eenheidslijst
- eenheidsmarkt
- eenheidsmatrix
- eenheidspolitie
- eenheidsprijs
- eenheidsregering
- eenheidsstaat
- eenheidstarief
- eenheidstype
- Eenheidsvakcentrale
- eenheidsvector
- eenheidsvierkant
- eenheidswet
- eenheidsworst
- eenheidswortel
- Europese rekeneenheid
- gevechtseenheid
- gewichtseenheid
- grondeenheid
- hateenheid
- leefeenheid
- legereenheid
- lichteenheid
- maateenheid
- meeteenheid
- munteenheid
- potentiaaleenheid
- rekeneenheid
- rekeningseenheid
- schaaleenheid
- SI-eenheid
- svedberg-eenheid
- tijdeenheid
- tijdseenheid
- transporteenheid
- twee-eenheid
- vervuilingseenheid
- verwerkingseenheid
- vierbakseenheid
- vlooteenheid
- vrachteenheid
- warmte-eenheid
- wildbeheereenheid
- wooneenheid
- x-eenheid
- zelfmoordeenheid
Taux de reconnaissance
modifier- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,9 % des Flamands,
- 99,4 % des Néerlandais.
Prononciation
modifier- (Région à préciser) : écouter « eenheid [Prononciation ?] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « eenheid [Prononciation ?] »
Références
modifier- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]