[go: up one dir, main page]

Étymologie

modifier
Composé de la particule inséparable “be” et du verbe “middelen” (« s’entremettre »).
Présent Prétérit
ik bemiddel bemiddelde
jij bemiddelt
hij, zij, het bemiddelt
wij bemiddelen bemiddelden
jullie bemiddelen
zij bemiddelen
u bemiddelt bemiddelde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben bemiddelend bemiddeld

bemiddelen \Prononciation ?\ intransitif &transitif

  1. Intervenir, arbitrer.
    • Bemiddelend optreden.
      Jouer un rôle de médiateur.
    • Bemiddelen in een twist.
      Intervenir dans une dispute.
  2. Concilier (des parties, des personnes, des intérêts, etc.).

Synonymes

modifier

Dérivés

modifier

Taux de reconnaissance

modifier
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,2 % des Flamands,
  • 98,7 % des Néerlandais.

Prononciation

modifier

Références

modifier
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]