[go: up one dir, main page]

Dutch

edit

Etymology

edit

From zwemmen (to swim) +‎ pak (suit).

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˈzʋɛm.pɑk/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: zwem‧pak

Noun

edit

zwempak n (plural zwempakken, diminutive zwempakje n)

  1. swimsuit, bathing suit [from late 19th c.]
    • 1875 April 22, “Gemengde berichten”, in Arnhemsche Courant, volume 62, number 6546, page 3:
      Kapitein Boyton had dezer dagen, toen hij zich in zijn zwempak in de haven van Boulogne vertoonde, het geluk dat een der toeschouwers in het water viel.
      (please add an English translation of this quotation)

Synonyms

edit

Descendants

edit
  • Afrikaans: swempak
  • Indonesian: sempak (undergarment)