[go: up one dir, main page]

Dutch

edit

Etymology

edit

Compound of ras +‎ zuiver.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˌrɑsˈzœy̯.vər/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ras‧zui‧ver

Adjective

edit

raszuiver (comparative raszuiverder, superlative raszuiverst)

  1. (offensive when used of humans) purebred, racially pure

Declension

edit
Declension of raszuiver
uninflected raszuiver
inflected raszuivere
comparative raszuiverder
positive comparative superlative
predicative/adverbial raszuiver raszuiverder het raszuiverst
het raszuiverste
indefinite m./f. sing. raszuivere raszuiverdere raszuiverste
n. sing. raszuiver raszuiverder raszuiverste
plural raszuivere raszuiverdere raszuiverste
definite raszuivere raszuiverdere raszuiverste
partitive raszuivers raszuiverders

Derived terms

edit