opwinding
Dutch
editEtymology
editPronunciation
editAudio: (file)
Noun
editopwinding f (plural opwindingen, diminutive opwindinkje n)
- agitation, trepidation
- 1947, Anne Frank, Het Achterhuis:
- Ons leven verliep met de nodige opwindingen
- Our lives progressed with the needed agitations