onbelangrijk
Dutch
editEtymology
editFrom on- (“un-”) + belangrijk (“important”).
Pronunciation
editAdjective
editonbelangrijk (comparative onbelangrijker, superlative onbelangrijkst)
- unimportant
- Antonym: belangrijk
Declension
editDeclension of onbelangrijk | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | onbelangrijk | |||
inflected | onbelangrijke | |||
comparative | onbelangrijker | |||
positive | comparative | superlative | ||
predicative/adverbial | onbelangrijk | onbelangrijker | het onbelangrijkst het onbelangrijkste | |
indefinite | m./f. sing. | onbelangrijke | onbelangrijkere | onbelangrijkste |
n. sing. | onbelangrijk | onbelangrijker | onbelangrijkste | |
plural | onbelangrijke | onbelangrijkere | onbelangrijkste | |
definite | onbelangrijke | onbelangrijkere | onbelangrijkste | |
partitive | onbelangrijks | onbelangrijkers | — |