[go: up one dir, main page]

Dutch

edit

Etymology

edit

From duizend (thousand) +‎ poot (leg). First attested in the late 18th century.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˈdœy̯.zəntˌpoːt/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: dui‧zend‧poot

Noun

edit

duizendpoot m (plural duizendpoten, diminutive duizendpootje n)

  1. (zoology) a centipede, animal of the class Chilopoda
    • 2011, Dick Laan, Pinkeltje en de flonkersteen:
      Over het bospad kwam een lange rij duizendpoten aanstappen.
      A long line of centipedes came treading closer over the forest path.
  2. a person of many talents, especially one good at multi-tasking; a jack of all trades
    • 2014, Willem Kuiper, "Luna en Fortuna", in Andrea van Leerdam & Orlanda S. H. Lie & Martine Meuwese & Maria Patijn (eds.), Kennis in beeld. Denken en doen in de Middeleeuwen, Uitgeverij Verloren page 48.
      De bedenker van dit allegorische personage was de Romein Boëthius (ca. 480-525), een intellectuele duizendpoot en een van de meest invloedrijke scharnieren tussen het laat-antieke Romeinse Rijk en de Latijnse Middeleeuwen.
      The inventor of this allegorical character was the Roman Boethius (ca. 480-525), an intellectual man of many talents and one of the most influential pivots between the late-antique Roman Empire and the Latin Middle Ages.