afstromen
Dutch
editEtymology
editPronunciation
editVerb
editafstromen
- to flow off, to flow away
- Gaat na hoe veranderingen in de atmosfeer de samenstelling van de sneeuwlaag wijzigen en hoe dat zorgt voor het afstromen van het water naar zee.
- Examines how changes in the atmosphere change the composition of the snow layer and how this causes water to flow away to the sea.
- (education) to downgrade, to go to a lower educational level
- Er zijn dan twee opties, namelijk afstromen naar een lager niveau of doubleren.
- There are then two options, namely downgrading to a lower level or repeating a year.
Conjugation
editConjugation of afstromen (weak, separable) | ||||
---|---|---|---|---|
infinitive | afstromen | |||
past singular | stroomde af | |||
past participle | afgestroomd | |||
infinitive | afstromen | |||
gerund | afstromen n | |||
main clause | subordinate clause | |||
present tense | past tense | present tense | past tense | |
1st person singular | stroom af | stroomde af | afstroom | afstroomde |
2nd person sing. (jij) | stroomt af, stroom af2 | stroomde af | afstroomt | afstroomde |
2nd person sing. (u) | stroomt af | stroomde af | afstroomt | afstroomde |
2nd person sing. (gij) | stroomt af | stroomde af | afstroomt | afstroomde |
3rd person singular | stroomt af | stroomde af | afstroomt | afstroomde |
plural | stromen af | stroomden af | afstromen | afstroomden |
subjunctive sing.1 | strome af | stroomde af | afstrome | afstroomde |
subjunctive plur.1 | stromen af | stroomden af | afstromen | afstroomden |
imperative sing. | stroom af | |||
imperative plur.1 | stroomt af | |||
participles | afstromend | afgestroomd | ||
1) Archaic. 2) In case of inversion. |